Hoofdstuk 1: Waarom netwerken heel makkelijk is

…en waarom iedereen het tegenovergestelde denkt

De komende weken zal ik delen van mijn boek, een update van mijn oorspronkelijk in het Engels geschreven boek So You Think You Can’t Network, op deze blog publiceren. Met dank aan Marleen Bos die mijn Nederlandse bewerking geredigeerd heeft. 

Hoofdstuk 1: Netwerken zijn gratis, toegankelijk en binnen handbereik

Geen mens is een eiland, in zichzelf besloten;

elk mens is een stukje continent, deel van het vasteland.

Als een kluit aarde wegspoelt in zee, krimpt Europa,

of als een klip wegspoelt,

of het huis van je naaste of dat van jou.

Elk sterfgeval neemt iets van mij weg, omdat ik deel uitmaak van de mensheid;

vraag daarom nooit voor wie de doodsklok luidt; zij luidt voor jou.

John Donne, uit Meditatie XVII, 1621

Iedere ondernemer, manager, leerkracht, werknemer en leerling heeft ze. Ze maken de groei van je bedrijf mogelijk, ze maken het je team mogelijk om meer te bereiken, ze helpen je leerlingen het werk te vinden waar ze energie van krijgen. Ze ondersteunen jou bij het vinden van je volgende baan. Je kunt hun waarde niet in euro’s uitdrukken en je kunt er gratis gebruik van maken.

Ik heb het over verbindingen. Om precies te zijn, over de verbindingen die je hebt met de mensen die je kent.

Je kunt hun namen vinden in je smartphone, op je LinkedIn-pagina, je Instagram pagina en op Facebook. Sommigen ken je je hele leven lang, anderen ken je pas sinds kort. Misschien heb je ze bij de kassa ontmoet in de supermarkt, of tijdens een borrel. Misschien leerde je ze op een bruiloft kennen, of is een vriendschap ontstaan uit een werkrelatie. Het zijn (voormalige) collega’s, vrienden uit het buurtcafé, studiegenoten, ga zo maar door. Met sommigen heb je een innige relatie en zie je regelmatig, anderen kom je zo af en toe tegen.

Dit boek is voor mensen die hun vrienden en kennissen waarderen en die meer, veel meer voor elkaar willen krijgen. Ben je schooldirecteur, loopbaanbegeleider, eigenaar van een bedrijf, leider van een non-profit organisatie, een buurtwerker of een manager in een multinationale onderneming? Wil je dat je team meer hulpbronnen krijgt zonder dat jij meer geld uitgeeft? Met dit boek wil ik jou helpen ontdekken hoe de verbindingen die jij en je team hebben, jullie hulpbronnen zijn. De waarde van deze hulpbronnen is niet in geld uit te drukken. Relaties hebben geen geldwaarde. Het betrekken van mensen in de dingen die voor jou belangrijk zijn ondersteunt jullie relatie.

Waarom is een boek over netwerken nodig?

Waarom is dit boek nodig, zou je je kunnen afvragen. Is het niet vanzelfsprekend dat je anderen bij je projecten betrekt?

Nee en ja. De wereld verandert constant en daarmee ook de manier waarop mensen met elkaar in contact komen en contact onderhouden. In Nederland en andere westerse landen kwamen mijn generatiegenoten bijvoorbeeld via de kerk, Scouting, sportclubs en andere maatschappelijke organisaties als vanzelf in contact met een diversiteit aan mensen. Daar waren ontmoetingen met docenten, rechters, secretaresses, ondernemers, advocaten, bankmedewerkers, winkeliers en fabriekswerkers vanzelfsprekend. Ouders spraken elkaar langs de lijn tijdens de wedstrijd van hun kind.

Deze instituties zijn erg veranderd. Minder dan 10% van de bevolking gaat regelmatig naar de kerk.[1] Het lidmaatschap van maatschappelijke instituties loopt sinds de tachtiger jaren van de vorige eeuw gestaag achteruit.[2] Met uitzondering van voetbal, kampen sportverenigingen met krimp in hun ledentallen.[3]

En sociale media dan? Zijn dat netwerken?

Er is geen wekelijkse, fysieke ontmoetingsruimte voor deze (bijna) verloren instituties in de plaats gekomen. Virtuele plekken zijn er wel – sociale media als LinkedIn, Instagram, Snapchat, Twitter en Facebook – maar hoe bijzonder deze media ook zijn, het is geen vervanging voor de diversiteit en het gemak waarmee mensen met elkaar in contact kunnen komen.[4]

Facebook en LinkedIn brengen mensen bij elkaar en je kunt wellicht via een DM (direct message) een stageplaats vragen voor je zoon of dochter, maar of dit met hetzelfde gemak en effect gebeurt als veertig jaar geleden – juist omdat mensen elkaar minder vaak zien – is de vraag.

Wat ook is veranderd, is dat wij als burgers – en als collega’s – minder gemeenschappelijke ervaringen hebben. Neem het gesprek over het nieuws, of over een programma op de televisie. Dertig jaar geleden had Nederland twee televisiestations. De eerste minuten van de werkdag benutten collega’s om te praten over de uitzendingen van de avond daarvoor. Dit was niet zomaar een bubbel. Collega’s creëerden op deze manier een relatie met elkaar. Het maakte de weg vrij voor een eventuele hulpvraag over hun werk.[5]

Tegenwoordig zijn er honderden kanalen en dan ook nog Netflix en YouTube en zoveel andere mogelijkheden voor vermaak en ontspanning. Het is redelijk onwaarschijnlijk dat je collega’s naar hetzelfde hebben gekeken als jij. Zonder deze informele gesprekken moeten collega’s andere manieren zoeken om het vertrouwen op te bouwen dat nodig is om hun werk te kunnen doen.

Deze twee voorbeelden laten zien dat kansen voor mensen om met elkaar in contact te komen, vertrouwen op te bouwen en elkaar te steunen, constant in beweging zijn.

Dat hoeft nog geen probleem te zijn. Als je weet hoe je contact moet maken en ‘netwerkvragen’ kunt stellen in een fysieke setting is het echter niet vanzelfsprekend dat je weet hoe je dat kunt doen in de virtuele ruimte. De bedoeling van dit boek is dat het een vanzelfsprekendheid wordt, dat je leert hoe jij de mensen die je kent kan betrekken bij zaken die voor jou belangrijk zijn, ongeacht de omstandigheden.

Wat wel een probleem is, is dat we allemaal netwerken hebben en hoe jonger je bent hoe onwaarschijnlijker het is dat je deze interactieve vaardigheid van huis uit hebt geleerd. In dit boek lees je wat er door de eeuwen heen allemaal bereikt is met netwerken. Als je niet weet hoe je mensen bij je projecten – bijvoorbeeld je ‘project’ om een stageplek te vinden, of werk, of zelfs een woning, laat staan een goedlopend bedrijf, of succes in je werk, – kunt betrekken, heb je een flinke achterstand in deze maatschappij.

Netwerkvaardigheid kan je leren

Netwerkvaardigheid is een basisvaardigheid. Dat leer je niet op school. Dat leer je misschien niet van huis uit. Dit boek leert je om zeen vaardig en bewust netwerker te worden.

Een waarschuwing vooraf: om bekwaamheid te ontwikkelen als ‘netwerker’ heb je lef nodig. Je moet namelijk mensen laten weten wat je nodig hebt. Niet iedereen vindt dat gemakkelijk. Je moet daarnaast ook bereid zijn in te gaan op de uitnodigingen van vrienden en kennissen om iets voor hén te betekenen. Dit is geen boek voor kluizenaars!

Als je eenmaal meer bedreven bent in het betrekken van je connecties, zal je merken dat je projecten gemakkelijker zijn uit te voeren. De mensen in je team zullen elkaar vaker om hulp en advies vragen. Je leerlingen zullen hun grenzen steeds verder verleggen bij hun zoektocht naar een stageplaats. Het zal een tweede natuur worden om mensen met elkaar in verbinding te brengen, puur omdat je nieuwsgierig bent naar de uitkomst van de match en graag wilt dat de mensen die je kent in staat zijn hun doelen te bereiken.

Wees niet bang dat het moeilijk zal zijn om de mensen die je kent te betrekken bij zaken die voor jou belangrijk zijn. Dat doe je je hele leven al. Je woonplaats, je hobby’s, je sport – daar ontmoet je vrienden en kennissen. Waar heb je je partner leren kennen? Via via? Hoe heb je je woning gevonden? Geheel via een online zoekmachine of gaf iemand je een tip? Is je muzieksmaak zonder invloeden van buiten tot stand gekomen, of heb je uren geluisterd naar de muziek van je beste vriend en ben je samen met hem naar concerten gegaan?

Je weet dus heel goed hoe netwerken werken. Mijn intentie met dit boek is dat je het betrekken van je netwerk niet aan toeval overlaat. Dit boek zal je gereedschap in handen geven om ten alle tijden anderen te betrekken, puur omdat jouw doelen hun steun verdienen.

Ontwikkel lef om jezelf te delen met bekenden

Mensen zeggen zo vaak: “Ik kan anderen niet zomaar vragen om aan mijn werk of project bij te dragen. Dat kan ik niet, dat durf ik niet.” Je bent waarschijnlijk bang voor een afwijzing. Je hebt zat voorbeelden uit het verleden waarin je mensen iets vroeg en dat ze “Nee” hebben gezegd. Je wil liever níets vragen dan nog een keer “Nee” horen. Met dit boek ga je leren dat een ”Nee” geen ramp is en dat een “Ja” tot geweldige resultaten kan leiden.

Je zult vooral leren dat het net zo gemakkelijk is om je netwerk te betrekken in je werk als in privézaken. Je zult ervaren dan het zoeken naar werk, het uitvoeren van een project, het ontwikkelen van je professionele expertise leuker wordt, gemakkelijker, juist omdát je je vrienden en kennissen erbij hebt betrokken. Je zult zien dat hoe meer je mensen betrekt, hoe steviger de relatie met die personen wordt.

Ik nodig je uit het boek te lezen en alle oefeningen te doen. Honderden mensen, in Afrika, Europa, Australië en de VS, zijn je voorgegaan. Ik heb workshops gegeven in veel uiteenlopende programma’s – programma’s om collega’s beter met elkaar te leren communiceren, om bedrijven te laten groeien, om werkzoekenden te ondersteunen, om mensenrechten te bevorderen, om fondsenwerving te leren. Het boek is doorspekt met hun ervaringen, observaties en overwinningen.

Mijn verhaal: hoe ik een netwerker werd

Ik ben geboren in Warragul, een dorp in Australië met 7500 inwoners. De verbindingen tussen mensen en instituties bepaalden wie wij voor elkaar waren.

Mijn familie was mijn basis. Mijn ouders, oudere zus en later mijn broertje woonden in een huis dat werd neergezet in een hoek van het heuvelachtige terrein van mijn grootouders. Het huis stond eerst in een dorp iets verder op.  Mijn grootvader regelde dat het in twee delen naar zijn land werd verplaatst.  Mijn grootouders woonden aan de andere kant van de vallei en mijn overgrootvader woonde in een huisje in hun voortuin. Tussen ons in waren onze groentetuinen, het modderige zwembad in de kreek tussen de twee hellingen, de beschermende bomen en de dertien koeien die mijn grootouders nodig hadden om het schamele inkomen van mijn grootvader, die schooldirecteur was, aan te vullen.

In die dagen, nog geen honderd jaar nadat avonturiers ons weelderige regenwoud hadden gekapt om de weg te banen voor goudzoekers, was Warragul grotendeels een gemeenschap dat leefde van de melkveehouderij. Het dorp voorzag ons in al onze basisbehoeften en maatschappelijk vertier. Ons gezin winkelde altijd bij de slagers, bakkers, kleding- en schoenenzaken van mensen die lid waren van ons kerkgenootschap, de Methodisten. Ik speelde in het tennisteam van de Methodisten, nam met andere Methodisten dansles in de kerkzaal en keek films met de jongvolwassen groep van de Methodisten in het drive-in-theater. School en de padvinderij hebben mijn reikwijdte van culturele en sociale interacties uitgebreid, maar ‘mijn’ mensen waren de jongens en meisjes die bij ‘onze’ kerk hoorden.

We kenden heel veel mensen. Combineerden de sportieve vriendinnen en de oude schoolvrienden van mijn moeder met de Lions Club, de Rotary, de Junior Kamer van Koophandel en de Vrijmetselaars van mijn vader met alle vrienden van mijn oma – er was altijd iemand in de buurt bij wie we op de thee konden, of hulp konden vragen, of troost konden bieden.

Van jongs af aan deed ik elke zaterdagochtend boodschappen met mijn moeder in de winkelstraat. Tergend langzaam liepen we van de auto naar de slager, de bakker, de kledingwinkel en de fourniturenzaak. Om de haverklap kwamen we een bekende tegen. Er was altijd iets te bespreken. Als kind vond ik dit allemaal heel vervelend.

In de loop der jaren leerde ik deze wandeltochten meer waarderen. We zagen de buren weinig – de afstanden waren te groot om ze zomaar te zien – en ik vond het leuk om mensen tegen te komen. Mijn moeder leerde me ongemerkt de zachte kunst van contact maken en contact onderhouden met anderen. Ik begon te luisteren naar de gesprekken. Ik hoorde mijn moeder naar de gezondheid van mensen vragen. Soms kreeg ze een update van acties die betrekking hadden op een gemeenschappelijk project.

Mijn moeder geloofde in de kracht van een gemeenschap, in het vermogen van mensen om met elkaar een samenleving te vormen waarin iedereen met respect wordt behandeld en waarin iedereen kansen krijgt. Ze was betrokken bij een enorme hoeveelheid projecten. De gesprekken op straat, tijdens een tenniswedstrijd of na de kerkdienst hadden vaak met deze projecten te maken. Het waren de jaren vijftig, er was nauwelijks telefoonverkeer. Deelnemers aan een project hielden elkaar op de hoogte van de vorderingen door met elkaar te praten. Als ze iets nieuws hoorde, zorgde mijn moeder dat anderen daarvan op de hoogte werden gebracht. Roddelen deden ze niet; conversaties gingen om kennisoverdracht, of om creatief naar oplossingen te zoeken, of waren van zorgzame aard.

Ik kan niet zeggen dat mijn moeder haar projecten koos ten behoeve van welvaart voor haar gezin. Als het goed was voor de gemeenschap, zo was haar redenering, zou het goed zijn voor ons.  Toch heeft onze familie ongekend veel baat gehad bij deze projecten. Mijn moeder was betrokken bij de totstandkoming van een bejaardenoord in ons dorp en zestig jaar later, na de dood van mijn moeder, ging mijn vader daar wonen. Ze was lid van een comité dat geld verwierf om een studentenhuis te bouwen voor Methodisten-meiden die aan de universiteit van Melbourne gingen studeren. Tien jaar later nam ik intrek in dat studentenhuis. Ook hielp ze vanaf 1959 met de fondsenwerving voor Mawarra, een school en dagverblijf voor mensen met een lichamelijke- of verstandelijke beperking. Mijn nicht van dertig bezoekt Mawarra inmiddels al vijftien jaar.

Vergeet niet dat een betrokken netwerk jouw plezier vergroot

Hoewel ze haar werk aan de projecten heel serieus nam, had ze ook veel plezier in het werk met de comités. Vele handen maken licht werk. Er is veel bereikt en ik durf te wedden dat niemand de ervaring had dat het keihard werken was.

Warragul heeft mij mijn plek in de wereld gegeven, een plek waar ik kon spelen en leren, waar ik mensen kon leren vertrouwen en, als iemand dat vertrouwen schaadde, kon ik op steun rekenen. Mijn dorp heeft me geleerd dat het leuk en eervol is om betrokken te zijn bij iets dat groter is dan mijzelf.

Nederland gaf mij als jongvolwassen lesbische vrouw een plek waar ik vrij was om mijzelf te zijn, iets wat niet mogelijk leek in het Australië van toen. Ik kwam naar Nederland toen een Duitse politica, die mijn passie voor mensenrechten en milieubescherming deelde, mij uitnodigde om een internationale conferentie bij te wonen. Ik had haar leren kennen tijdens haar bezoek aan de Australische anti-kernenergiebeweging. Samen met honderd gelijkgestemden uit alle delen van de wereld richtten we een internationale communicatieorganisatie op voor de anti-kernenergiebeweging.

Ik werd gevraagd de organisatie te versterken, als journaliste. Amsterdam ontvouwde zich als een stad die open stond voor mensen zoals ik. Dat gaf een heerlijk gevoel. Ik kreeg verkering, mijn vriendin en ik kregen samen een zoon. Mijn carrière bloeide. Na vijfendertig jaar in Amsterdam wilde ik weer het dorpsleven ervaren en verhuisden we naar het dorp waar mijn vrouw en ik nu wonen. Hier voel ik me als dorpsmens thuis.

De overeenkomsten tussen jou en mij

Jij en ik delen de ervaring dat we gevormd zijn door de mensen waarmee we verbonden waren toen we opgroeiden. Misschien ben je altijd op de plek blijven wonen waar je begonnen bent, of woon je op een plek duizenden kilometers daar vandaan. Hoe dan ook, je zult ooit in je leven het gevoel hebben gehad ‘thuis’ te zijn, bij ‘jouw’ mensen. Je maakt deel uit van een familie, een gemeenschap, een stam.

Je hebt uitsluiting ervaring, omdat ‘jouw’ mensen buitenbeentjes waren – je behoorde bijvoorbeeld niet tot de groep populaire jongens en meisjes. Misschien was jouw religieuze gemeenschap anders dan de gangbare religie. Misschien ben je een vrouw in een technisch beroep. Ga zo maar door.

Je hebt ook inclusie ervaren, bijvoorbeeld doordat mensen zoals jij clubs vormen. De ene gemeenschap kan er niets mee dat je anders bent, maar voor hen twee anderen die dat juist waarderen. Ben je de enige homo op school? Dat is feitelijk zeer onwaarschijnlijk en als je lid wordt van de Gender en Seksualiteit Alliantie op school zal je ontdekken dat je niet alleen bent. Of je bent gek op techno-muziek en loopt alle festivals af, in Nederland en daarbuiten. Door alle mensen die je in de techno-wereld leert kennen, ontdek je dat je lid bent van een stam.

Je familie heb je, je stam vind je.

Met al deze ervaring in verbinden en verbonden zijn, heb jij de basis al ruim liggen om meester te worden in het betrekken van connecties als hulpbron bij je projecten en inspanningen. Je kunt dus de volgende stap nemen in het ontwikkelen van je meesterschap als verbinder. Ik ook. Want ook al noem ik mijzelf een netwerkexpert, oefening baart kunst.

 

=====

Met dank aan Marleen Bos voor de redactie van dit boek. Het boek is ook in het Engels verschenen, bij Eburon Books, met de titel: So You Think You Can’t Network.

[1] Zie https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2014/40/kerkbezoek-daalt-vooral-onder-katholieke

[2] Zie Joep de Hart, “Landelijk Verenigd, Grote ledenorganisaties over ontwikkelingen op het maatschappelijk middenveld”, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag (2005)

[3] ibid

[4] Zie verder hoofdstuk 8

[5] Lucy Kellaway, “The dedicated office chatters are being forced out”, Financial Times (VK) april 2, 2017

 

Onze opdrachtgevers